Jan Van Ussel
Archief Hoofdjes
Het gelaat.
Ik hield ervan de materie onder mijn hand plastisch te zien groeien, uitstulpen tot emotie, zachte pure weemoed.
Heel voorzichtig, heel zacht hielp ik het zichzelf worden.
Schroomvol greep ik in, angstig om te breken, behoedend wat wilde worden.
Bolle vormen tekenden zich af. Gelaat keerde naar binnen. Een stroom van pijn bracht elk hoofd tot een hangende volheid, zich steeds verder terugtrekkend.
Oerstroom, oerschreeuw, moederlijk, zachte baren, geborgen ruimte: deze woorden kwamen naar boven.
Het hoofd keerde terug naar de baarmoeder, lang, eivormig gelijk een boreling, in serene overgave naar binnen toe.
.
Waar verlangen we naar terug?
Waar verlangen we naar toe?
Het gelaat wrong zich langzaam, nietziende, in een schreeuw.
Hoofdje ±1977 tekst ±1998